12 februari 2018

Hoe fotografeer je het noorderlicht?

Tijdens mijn eerste ervaringen met het fotograferen van het noorderlicht, heb ik veel geleerd. In dit verhaal zet ik dat op een rijtje voor degenen die dat ook van plan zijn. Eerst vertel ik iets over het schouwspel van het noorderlicht, zodat je weet wat je kunt verwachten. Vervolgens komen voorbereidingen en camera-instellingen aan de beurt.

Waar zie je het noorderlicht?

Het noorderlicht is het best te zien in een grote ring om de noordpool heen ongeveer halverwege de pool en de poolcirkel. Dat betekent dat het noorden van Noorwegen, IJsland en Alaska goede plekken zijn waar je buiten de zomermaanden het noorderlicht kan zien. Verder naar het zuiden kun je het ook zien, maar niet zo helder.


Wat zie je als het noorderlicht te zien is?

Als het noorderlicht zwak is, vertoont het zich een stukje boven de noordelijke horizon. Het sterkere licht kan overal zichtbaar worden: aan de horizon, boven je en aan alle kanten. Het zwakkere licht varieert per minuut, het heldere licht kan veranderen van intensiteit en plaats per 10 seconden, en soms zie je het dansen langs de hemel. Erg spectaculair om mee te maken. Meestal is het groen, als het heel helder wordt kan het naar wit gaan en soms naar roze.

Waar moet je vooraf aan denken?

Vraag 1 is: wanneer komt het? Die vraag kan niemand beantwoorden. Vanzelfsprekend heb je een
heldere hemel nodig, want het noorderlicht zit boven de wolken. Het is waarschijnlijker dat er noorderlicht te zien zal zijn, als er veel zonneactiviteit is; die is voor een deel voorspelbaar, maar voor een deel ook niet. Verder hangt het van de atmosferische omstandigheden af. Er zijn redelijk wat apps voor smartphones, en websites, die de waarschijnlijkheid aangeven op termijn van enkele uren, tot enkele dagen. Scan er een paar vooraf en kijk welke je het beste bevalt. Ervaren mensen beweren dat de hoogste waarschijnlijkheid valt tussen 9 uur en half 12 in de avond, en tussen 1 en 3 in de nacht.

Een foto van het noorderlicht is aantrekkelijker als er iets op de voorgrond te zien is. Zoek dus een locatie met iets op de voorgrond; bomen of huizen of iets anders. De voorgrond moet niet te dichtbij zijn, want je wilt alles scherp hebben. Als de voorgrond dichtbij is moet je een klein diafragma instellen om alles scherp te krijgen, en dan vang je minder licht. Een voorgrond op 50 meter of verder werkt goed. Afhankelijk van de grootte van je sensor, en je brandpuntsafstand kun je dan een groter diafragma gebruiken en meer licht vangen. Aangezien je een vrij groot deel van de hemel in beeld wil hebben, gebruik je een groothoeklens met brandpuntsafstanden kleiner dan 35 mm (bij een full-frame sensor). Bepaal vooraf welke scherptedieptes je nodig zult hebben, welke diafragma’s je moet gebruiken, en waar je scherpstelpunt moet liggen (een gemakkelijke schatting is twee keer de afstand van je voorgrond).

De maan kan erg storend zijn als je het noorderlicht wilt fotograferen. Plan bij voorkeur een periode rond nieuwe maan.
Zoek een locatie met weinig strooilicht van lantarens en andere lampen in de buurt; lampen op grotere afstand kunnen wel aantrekkelijk zijn om op te nemen in het beeld. Toch heb je al gauw last van overbelichting. Gebruik je zonnekap om hinderlijk strooilicht niet op je lens te laten vallen.
Verdere voorbereidingen: je gaat langere sluitertijden gebruiken, dus een statief (zet dan je vibratiecompensatie uit). Neem een lampje mee: hetzij je smartphone, hetzij een hoofdlamp (€10 of zo). Stoor andere fotografen daar niet mee! Gebruik je draadontspanner of afstandsbediening om trillingen van de camera te minimaliseren.

Welke instellingen kan ik het best gebruiken?

Het is donker, en je gebruikt langere sluitertijden; dan is ruis een probleem. Het best gebruik je een ruime belichting, die je later weer terug kan draaien. Dan heb je het minste last van ruis. Daarmee kom je tot de volgende belichtingsinstellingen: een diafragma, dat voldoende scherptediepte geeft om alles scherp te krijgen. Een belichtingstijd van 5 seconde. Zoek een ISO-waarde, die een ruime belichting geeft. Start met bij voorbeeld 2000. Controleer bij je eerste foto’s je histogram; in het donker lijkt het op je camerascherm al gauw heel wat, maar dat kan misleidend zijn. Zorg dat het op je scherm heel licht lijkt.

Wat witbalans betreft: sommigen gebruiken de neonlichtinstelling, omdat het noorderlicht meest groen is; daarmee krijg je een diepblauwe hemel. Anderen zeggen dat de automatische witbalans goed werkt, en als je in RAW fotografeert kun je altijd correcties aanbrengen.

De 5 seconde belichtingstijd is een goede start, omdat je dan het actuele beeld krijgt. Daarna kun je gaan spelen met langere tijden. Als het noorderlicht zich snel verplaatst, krijg je bij langere sluitertijden een grotere uitsmering over je beeldveld; dat kan erg mooi zijn. Ook zie ik foto’s, waarbij tijdens de belichting ingezoomd wordt. Kwestie van smaak of je dat mooi vindt. Ga niet langer dan 20 seconden, want dan worden de sterren streepjes door de rotatie van de aarde.

Als je een interessante voorgrond hebt, en het feest is aan de gang, ga dan ook op de compositie letten zodat je een goede combinatie van de vormen van het noorderlicht en de voorgrond krijgt.

Maak veel foto’s, controleer regelmatig of de foto’s scherp zijn. Maar als je je op deze manier voorbereidt krijg je al snel hele mooie foto’s. En vergeet vooral niet te genieten van dit spectaculaire verschijnsel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten